Alle docenten om de tafel, om alle leerlingen te bespreken. Dat vréét tijd. En omdat je in een paar uur niet iedereen kunt behandelen, komen eigenlijk alleen de probleemgevallen aan de orde. Bij de deels digitale leerlingvergaderingnieuwe-stijl krijgt elke leerling evenveel aandacht. En is er een grotere rol weggelegd voor de leerling zelf.
“Het is jammer als je niet aan alle leerlingen toekomt”, zegt Anno Droste, leraar maatschappijleer en maatschappijwetenschappen aan het Groene Hart Lyceum in Alphen aan den Rijn. “We zouden ook moeten bespreken hoe we goed presterende leerlingen zo uitdagen dat ze van een 8 naar een 9 of van een 7 naar een 8 gaan.” Bovendien, zegt hij, zijn lang niet alle docenten aanwezig bij de klassieke, doorslaggevende leerlingenbespreking. Veel collega’s werken in deeltijd. Wie die dag niet werkt, is afwezig. “In het vo wordt verder steeds meer gewerkt met clustergroepen. Als verschillende clustergroepen tegelijkertijd vergaderen, kun je ook niet overal aanwezig zijn. Met zoveel afwezigen krijg je geen volledig beeld van leerlingen.
Zo kwam Droste met collega-docenten tot de oprichting van www.leerlingbespreking.nl. Zij ontwikkelden een alternatief voor de traditionele rapportvergadering. Bij de nieuwe werkwijze vullen de docenten in een gebruiks- vriendelijke, digitale omgeving per leerling een ‘stoplicht’ in. De mentor ziet direct per leerling een overzichtelijke samenvatting: groen is goed, oranje betekent: opletten; bij rood moet er echt snel iets gebeuren. Per vak krijgt de leerling een opmerking of concreet advies mee. “Er zijn al best veel scholen die deze werkwijze gebruiken”, zegt Droste. “En het leuke is dat ze dat op verschillen manieren doen.” Zijn eigen school heeft de rapportvergaderingen afgeschaft. Op één dag zijn alle leerlingen vrij en houden docenten de ‘café-setting-dag’. “Dan zijn alle docenten aanwezig en kunnen ze elkaar verdiepende vragen stellen. Dat gebeurt in een informele setting; men loopt rond en bevraagt elkaar.” De mentoren schrijven naar aanleiding hiervan voor hun leerlingen een aanpak. Diezelfde dag kan desgewenst nog een groepsbespreking worden gehouden met een paar docenten over probleemgevallen.
Bij UniC in Utrecht bevragen docenten elkaar over leerlingen tijdens een speeddate. Teamleider Sebastian Blanck: “Als mentor heb je bij ons vijftien leerlingen en over vijf heb je een vraag. Daar ga je het antwoord op zoeken. Is je vraag onvoldoende beantwoord, dan belandt de leerling op de bespreking. Dat zijn alleen de zware gevallen. Van de tweehonderd leerlingen zijn dat er maar zo’n vijf.”
Dit is beslist meer werk dan een cijfer geven op het rapport
Het Cambium College in Zaltbommel doet het iets anders. Hier krijgen leerlingen inzicht in hun cijfers en
feedback op hun werkhouding en inzicht. Daarop gaan zij reflecteren, hetgeen uitmondt in een zelfgeschreven actieplan. Dit plan bevat een analyse (waar is het fout gegaan?) en een voorstel voor concrete stappen. Ter voorbereiding werken de leerlingen enkele weken aan hun reflectievaardigheden, samen met hun mentor. De meeste leerlingen bespreken hun actieplan samen met hun mentor en ouders en maken op dat moment concrete afspraken. Een aantal leerlingen bij wie de zaak wat ingewikkelder ligt, presenteert het actieplan tijdens de leerlingvergadering. Zij gaan met de docenten in discussie over vervolgstappen. ‘Ik ga meer m’n best doen’ is te vaag; de leerling wordt gestimuleerd om met concrete plannen te komen. En hij krijgt de vraag welke ondersteuning hij nodig heeft van z’n docenten en ouders. Leerlingen vragen van docenten bijvoorbeeld controle op hun huiswerk of het opnieuw mogen maken van een toets. Teamleider Koen Evers: “Bij ouders gaat het vaak om communicatie. De leerling vindt het bijvoorbeeld vervelend dat ouders op een bepaalde manier vragen naar schoolzaken.” De methode werkt volgens hem ook bij dwarse pubers. “Dan wordt de decaan belangrijk. Die zoekt samen met hem uit: voor welke stip op de horizon ga jij werken?”
Dankzij alle digitaal beschikbare informatie heeft de mentor voldoende ‘munitie’ over elke leerling paraat om ouders op de ouderavond een goed beeld te geven van wat de docenten vinden, en de ontwikkeling van de leerling te schetsen. En op scholen waar de leerlingen daarover zelf het woord voeren, genieten ouders daar doorgaans erg van. Blanck: “De ouders hebben meestal wel een aardig beeld, maar toch is het heel bijzonder om je kind te horen vertellen over zichzelf. We trekken een kwartier voor zulke gesprekken uit, en dat is meestal krap. De leerlingen hebben veel te melden.” Leerlingen worden meer eigenaar van hun leerproces: dat is naast tijdbesparing een belangrijke gedachte achter deze aanpak. Blanck: “Daar hoort reflectie bij: wat kan ik al, en wat nog niet zo goed? Daarvoor hebben we een aantal rubrics ontwikkeld (tekst in tabelvorm waarmee het werk van leerlingen kan worden beoordeeld, red.) die gaan over de vier basisvaardigheden van zelfsturend leren: regie nemen, leerstrategieën toepassen, samenwerken, reflecteren. Leerling kijken zelf: waar sta ik ongeveer? Dat vertellen ze in de mentorgesprekken. En we bespreken dan wat ze nodig hebben om hier beter in te worden.” UniC ontwikkelde het nieuwe leerlinggesprek samen met de Stichting Leerkracht. Bij UniC reflecteren leerlingen op veel momenten tijdens het schooljaar op hun leerproces. Zij houden hun persoonlijk ontwikkelingsplan bij en bespreken regelmatig met hun mentor hun aanwezigheid, prestaties en leerdoelen. De school probeert gedurende het hele jaar om ook de goede leerlingen in beeld te houden. De docententeams houden elke dag een voor- en nabespreking. Blanck: “Van oudsher bespreek je al gauw de dingen die niet goed gingen met leerlingen. Dat doen we nog steeds, want daar willen we ook van leren. Maar 80 procent van de leerlingen valt niet in negatieve zin op. Die willen we ook aandacht geven. Dat doen we door elke dag één maatjesgroep van vijf onderbouwleerlingen te observeren. Daarbij kijken we naar wat er goed gaat. De mentor verzamelt de observaties en geeft elke leerling een ansichtkaart met complimenten.”
“Leerlingen en ouders zijn heel positief over deze werkwijze.
‘Als je een deel van de administratieve taken digitaliseert, kun je juist meer in gesprek met de leerling’
De leerlingen vinden het heel spannend. Ze zijn bang om afgerekend te worden, maar zeggen achteraf: hier heb ik wat aan”, vertelt Evers. “Docenten krijgen energie van deze manier van werken en dat vind ik een grote winst.” Daar staat tegenover dat sommige docenten het digitale deel van de route onpersoonlijk vinden. Droste: “Maar zelf merk ik dat als je een deel van de administratieve taken digitaliseert, je juist meer in gesprek kunt met de leerling. Het bevalt ons heel goed. De meeste van onze docenten zeggen dat dingen veel sneller en overzichtelijker gedocumenteerd worden.”
Het intensieve overleg leidde ertoe dat UniC haar opstroombeleid heeft versoepeld. Blanck: “Eerst moest
een leerling minimaal gemiddeld een 7 staan om van havo naar vwo te gaan. Nu vinden we het belangrijker dat de leraren het erover eens zijn dat de leerling het kan.” Het maken van de ‘stoplichten’ is echter wel veel werk, vindt hij. “Daar discussiëren we over. Die moet je voor iedere leerling bijwerken, met passend advies erbij. Het moet inhoudelijk sterk zijn, de leerling moet er echt iets aan hebben. Het is beslist meer werk dan een cijfer geven op het rapport.” Dat vindt ook Droste. Zijn school wil net als het Cambium College toe naar door leerlingen geschreven plannen van aanpak. Vanaf komend schooljaar gaat dat gebeuren. De leerling bereidt dan op die manier zelf de ouderavond voor en bespreekt daar zijn voortgang met ouders en docenten. Dat scheelt de docenten tijd en maakt de leerling meer betrokken. Verder zou Droste graag een ‘intelligente tool’ willen inzetten. “Als de docent Engels ziet dat een leerling moeite heeft met grammatica, dat die tool dan zegt: je zou deze extra oefeningen kunnen maken. Zo’n tool zou ook kunnen worden ingezet voor de follow-up. Pakweg twee weken na het gesprek zou de tool een signaal kunnen sturen naar de leerling, docent en ouders. Met als boodschap: zit je op schema en lukt het een beetje?”
Je kunt de leerlingenbespreking-nieuwe-stijl ook gebruiken bij tussentijdse leerlingbesprekingen. Het Groene Hart Lyceum doet dit na iedere toetsweek. Droste: ”Je kunt dit systeem permanent aan laten staan en de stoplichten in de gaten houden.” Voor echt effectieve leerlingbesprekingennieuwe-stijl moet er echter wel een omslag komen in hoe docenten praten over leerlingen, zegt Droste. “Tijdens een ouderwetse leerlingbespreking kun je zeggen dat Pietje lui is, of dat je denkt dat hij zal moeten afstromen. Maar dat kun je niet invoeren in een systeem dat je deelt met leerlingen, want met zulke feedback kan een leerling niks. Docenten zullen moeten gaan nadenken over hoe je je feedback constructief formuleert.”
We zouden ook moeten bespreken hoe we goed presterende leerlingen zo uitdagen dat ze van een 7 naar een 8 gaan
Evers vult aan: “De bespreking moet ook een veilige setting zijn voor de leerling. Daarom overleggen wij voorafgaand aan het gesprek of er zaken zijn die buiten beschouwing moeten blijven, bijvoorbeeld een problematische thuissituatie.” Ook zijn collega’s vinden het wel eens lastig dat ze niet vrijuit over leerlingen kunnen praten. “Maar dat is nu eenmaal de consequentie van dit systeem. Voor anekdotes over wat er in het verleden is gebeurd, is geen ruimte meer. We praten nu met de leerling over zijn leerproces.”
Dit systeem staat of valt met de kwaliteit van de vakdocent en mentor, zegt Blanck. “Hoe beter de vakdocent de stoplichten invult, en hoe beter de mentor de opmerkingen doorvertaalt naar de leerling, hoe beter het werkt. Het is mensenwerk, net als het hele onderwijs.”