‘Je zou kunnen zeggen dat we nu met pilot 2.0 bezig zijn.’ Khadija Fabrie is afdelingsleider van Olympia VMBO in Eindhoven, een school met vijfhonderd leerlingen. ‘Vorig jaar hebben we de eigenlijke pilot gedraaid. Catwise was voor ons helemaal nieuw en we wilden kijken of het past bij ons en of er iets uit komt.’
Juist omdat het voor de school helemaal nieuw was, werd besloten om de pilot niet met de basis- en kaderleerlingen te doen, maar alleen met de leerlingen van de gemengde en theoretische leerweg. ‘We vroegen ons af of bijvoorbeeld het schrijven van een actieplan en het voeren van een driehoeksgesprek voor onze kader/basis-leerlingen niet te moeilijk was.’ De hele manier van werken was voor iedereen wel even wennen. ‘Eerder, bij de tienminutengesprekken, voerde de mentor het woord. Die vertelde over de stand van zaken van de leerling en die leerling en de ouders luisterden. Nu heeft de leerling juist de regie. Hij of zij presenteert een actieplan.’
Wat wij bijvoorbeeld hebben kunnen constateren, is dat leerlingen veel gemotiveerder zijn. Daarbij hadden we door die ervaring van het eerste jaar de indruk gekregen dat b- en k-leerlingen hier ook wel mee uit de voeten zouden kunnen. En dat blijkt nu in dit tweede jaar inderdaad zo te zijn.
Khadija Fabrie, afdelingsleider
Na het pilotjaar hield de school een uitgebreide evaluatie gehouden. ‘En wat bleek’, zegt Fabrie, ‘Zowel de collega’s als de leerlingen als de ouders reageerden heel erg enthousiast. Iedereen zag dit als een grote verbetering. Het draait in het onderwijs om het belang van de leerling en die voelt zich nu veel meer gezien. Wat wij bijvoorbeeld hebben kunnen constateren, is dat leerlingen veel gemotiveerder zijn. Daarbij hadden we door die ervaring van het eerste jaar de indruk gekregen dat b- en k-leerlingen hier ook wel mee uit de voeten zouden kunnen. En dat blijkt nu in dit tweede jaar inderdaad zo te zijn.’ En dus voerde Olympia het instrument schoolbreed in.
Waar in het eerste jaar elf docenten en zo’n 110 leerlingen met de nieuwe manier van werken aan de slag gingen, volgde nu de rest, nog eens dertig docenten en ruim 350 leerlingen. ‘Het grootste probleem waar we nu opnieuw tegenaan lopen’, zegt Fabrie. ‘is hoe geef je goede feedback geeft.’ Teun van Deursen, docent lichamelijke opvoeding - ‘Het mooiste vak van het hele onderwijs’ – en mentor van een tweede klas, herkent dit. ’Niet iedere collega blijkt in staat om goede feedback te geven. Geregeld blijft het te algemeen, zo van “Je doet goed je best”, maar daar kan een leerling niet zoveel mee. En een enkele keer zie ik wel eens knip- en plakwerk van docenten die bij meerdere leerlingen hetzelfde schrijven. En als dan de naam niet eens vervangen is, kan dat natuurlijk echt niet.’
Gelukkig had een aantal docenten daar al ervaring in en konden zij hun collega’s daarin ondersteunen. ‘Maar’, zegt Fabrie, ‘ik denk dat het nog beter kan en misschien ook wel moet. Juist omdat de leerlingen heel benieuwd zijn om te lezen wat docenten van hen vinden en naar hen kijken, moet die feedback zo concreet mogelijk zijn. Vandaar dat we volgend jaar voor het hele team twee workshops organiseren.’
Eerder in vergaderingen kwam een leerling die een 9 staat niet aan de orde. Nu vallen ook de positieve uitschieters op.
Teun van Deursen, docent LO
Waar het geven van feedback iets voor de docenten is, moeten de leerlingen aan de slag met het schrijven van een actieplan. ‘Hoe je dat doet hadden we vooraf geoefend in de mentorlessen’, vertelt Fabrie. Maar toen de eerste keer de feedback voor de leerlingen te lezen was, bleek dat volgens haar best confronterend en waren sommigen die lessen vergeten. ‘Soms kwamen ze boos naar me toe om te vragen waarom een docent op een bepaalde manier iets over hen schreef. Daarop heb ik ze gezegd dat ze daarvoor bij die docent moesten zijn en met hem of haar in gesprek moesten. Nu iedereen meer gewend is, gaat dat veel soepeler.’
Bang dat leerlingen bij het maken van een actieplan sociaal wenselijke punten noteren, is Fabrie niet. ‘Vmbo-leerlingen zijn goudeerlijk, daarom geef ik hier ook zo graag les.’ Fabrie wil haar leerlingen zo goed mogelijk begeleiden, iets wat zij zelf vroeger op school gemist heeft. ‘Als school zijn wij een goede afspiegeling van de maatschappij, met verschillende achtergronden en verschillende culturen. Die met elkaar in contact brengen en eventuele kloven overbruggen is onze belangrijkste taak. Als een leerling bij het schrijven van een actieplan er niet helemaal uit komt, kan hij altijd bij de mentor terecht.’
Gymleraar Van Deursen is positief over het nieuwe instrument. ‘Het grote voordeel van die combinatie van mijn vak met het mentoraat is dat ik de leerlingen in mijn gymlessen op een andere manier zie dan in de mentorlessen, maar ook weer anders dan de docenten van de cognitievakken.
Eerder hoorde ik in de rapportenvergaderingen hoe het mijn leerlingen verging tijdens andere lessen. Nu kan ik de feedback van alle docenten lezen en krijg ik een nog completer beeld van mijn leerlingen.’ Toch ziet Van Deursen soms nog dingen die hij niet begrijpt. ‘Er is een leerling die voor wiskunde nooit lager haalde dan 9,8. Die kreeg geen hoedje, wat staat voor excellent, maar een duimpje omhoog, goed. Dan wil ik graag weten wat daar aan de hand is. Eerder in vergaderingen kwam dit niet aan de orde. Nu vallen ook de positieve uitschieters op.’
Ook Fabrie is enthousiast over wat het instrument haar school heeft gebracht. Zo blijkt collegiaal overleg veel gerichter te gaan. ‘Als ik lees dat een leerling bij een collega in de les heel anders doet dan bij mij, kunnen we daar samen even over praten en kijken waar het aan ligt. Dat kan inhoudelijk zijn, maar het kan ook met gedrag te maken hebben. Het kan zijn dat die collega net wat meer uitleg geeft waardoor die leerling het dan wel snapt en bij mij niet. Dan kan ik daar rekening mee houden. En de mentor zou het daar ook met die leerling over kunnen hebben. Uiteindelijk hebben we hierdoor betere tools om met de docenten onderling maar ook met de leerlingen en hun ouders te communiceren.’